God en de Shoah – het Uitverkoren Volk versus het Superieure Ras
Dit artikel is, in iets andere vorm, op Jom Hashoa, 12 april 2010, als een ingezonden brief in the Jerusalem Post geplaatst.
Er zijn een aantal mogelijkheden om “Gods plaats in de Shoah/Holocaust” te benaderen. Sommigen zeggen dat er geen God is, of dat Hij dood is; anderen geven de schuld aan de slachtoffers, weer anderen hebben geen mening of zoeken een correlatie. De laatste benadering houdt meestal een onjuist oorzakelijk verband in. De juiste vraag is niet “waar was God?” maar “waar was de Mens en waar was Gods Uitverkoren Volk?”
Dit vergt een beter begrip van het Uitverkoren Volk t.o.v. het “superieure ras” en wel dat de een precies het tegenovergestelde is van de ander. Dit begrip moet onze verantwoordelijkheid voor een morele missie in de wereld versterken – een verheven en krachtige aanvaarding van de betrekking tussen God en de Shoah voor de tegenwoordige tijd.
Een mondelinge verklaring in de Midrash zegt dat antisemitisme voor het eerst ontstond op de berg Sinai. De essentie van de 10 Geboden, Heb Uw Naaste Lief, als stelling, bepaalde ook de basis voor de absolute afwijzing daarvan, met als extreme uitkomst de tegen-stelling van de racistische Nazi ideologie. Met één vinger schiep God de mens naar zijn evenbeeld, vervuld van de universele morele wet die “Gij zult niet moorden”, Gij zult niet stelen” enz. oplegt. Met een andere vinger test God herhaaldelijk Zijn Volk -en allen die Zijn naam, zowel individueel als in groepen, aanroepen door het toestaan dat ook slechtheid op de wereld voorkomt. Dit kwaad brengt een moreel relativisme in het geding – een afgoderij dat iedere oorzaak gerechtvaardigd kan worden. Deze slechtheid heeft verschillende vormen aangenomen. Voor en tijdens de Shoah nam het de vorm van Nazisme aan, ondergeschiktheid aan een Arisch ras en de “zuiveraar”van de mensheid. In essentie was het Jodendom bij uitstek de opponent van het Nazisme – de een toegewijd aan dienstverlening, de ander aan overheersing- zij konden niet co-existeren.
Gods uitdaging aan zijn Uitverkoren Volk had niet duidelijker en sterker kunnen zijn in de eerste helft van de 20ste eeuw – het confronteren met de belichaming van het kwaad op aarde. Hadden we ons moeten mobiliseren als één volk, verenigd naar Gods evenbeeld, om het Nazisme te bestrijden ? Waren we intern te veel verdeeld om ons te concentreren op het essentiële van ons geloof, om de universele moraliteit opnieuw te bevestigen ? De duivelse Nazis kenden de waarheid; ze wisten dat hun echte vijand de Joden waren, niet de geallieerden. Zeggend dat we niet meer hadden kunnen doen, betekent niet dat we niet meer hadden moeten doen in Gods ogen, de Gever van de Vrije Wil. Een dergelijke Verantwoordelijkheid houdt schuld noch superioriteit in. Op diezelfde wijze doet onze eigen moraliteit of vroomheid niets af aan de principiële opdracht aan Israel gegeven voor de Volkeren – Drager van de Fakkel van de Sinaï, maar niet de aansteker van de vlam !
Dit is belangrijkste; “licht onder de volkeren”, niet het morele voorbeeld. De zoektocht naar het laatste moet ons niet verlammen en derhalve afhouden van onze basisopdracht.
In de tegenwoordige tijd, nu dat het immorele Communisme en Nazisme geen macht meer hebben wordt de wereld geconfronteerd met een nieuw kwalijk gezwel – niet langer een heersend Proletariaat of “superieur” ras, maar een zogenaamde alles overheersende Jihadistische religie, die duivelsachtig ook de Islam onderwerpt. Wij hebben de verantwoordelijkheid voor de Fakkel geërfd en voor het wachtwoord: Nooit Meer. Het hemelse gerecht wacht opnieuw om te zien of Zijn Uitverkoren Volk en de vrienden van Israël tonen dat zij vandaag klaar zijn om zich te verenigen en mobiliseren om voor de zaak van de mensheid tegen het kwaad te strijden.
Aaron Braunstein is een gepensioneerd U.S. Foreign Service Officier, woonachtig in Jeruzalem, die 13 jaar in Moslim landen heeft gewerkt en tegenwoordig Engelse teksten voor Yad Vashem uitgeeft. Hij is de oprichter van de Jewish Covenant Alliance (JCA).